jaren zestig

Geschiedenis

De vernieuwingsgeest van de roerige jaren zestig kreeg ook vat op de JOVD. Van de oorspronkelijke opzet van een studieclub bleef al snel weinig meer over. De roep om democratisering en inspraak droeg eraan bij dat de jongerenorganisatie zich politieker ging opstellen, met soms controversiële standpunten tot gevolg.

Politieke opstelling

Aan het begin van de jaren zestig droeg de JOVD nog uit dat zij zich vooral als een studiegroep zag en minder als een politieke organisatie. Op de jaarlijkse congressen en tijdens kaderbijeenkomsten werd er veel gedebatteerd over verschillende politieke onderwerpen die in politiek opzicht niet altijd direct relevant waren, zoals de Europese integratie en landbouw. Toch kwamen ook meer actuele kwesties op de agenda: de toekomst van Nieuw-Guinea was een gevoelig vraagstuk in de Nederlandse politiek en ook thema's als de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd speelden in die tijd. De trekpaardenconferenties, oorspronkelijk bedoeld om interne organisatorische aangelegenheden te bespreken, gingen steeds meer over politieke onderwerpen.

Relatie JOVD-VVD

In de woelige jaren zestig waren de VVD en de JOVD zeker niet te typeren als twee handen op één buik. Het schuurde nogal eens tussen beide organisaties, zeker nadat in de herfst van 1966 D66 op het politieke toneel was verschen­en en voor een deel van de JOVD-achterban een reëel alternatief bleek.

Organisatie

De toename van het ledental tot zo’n 2000 aan het einde van de jaren vijftig leidde tot een bescheiden professionalisering van de JOVD: met de gestegen inkomsten uit de contributies kon er voor het eerst een betaalde administratief medewerkster worden aangesteld. Al snel daalde het aantal leden tot 1730 in 1963. In dat jaar presenteerde vice-voorzitter Hans Wiegel het ‘Plan 2000’, met als doel om weer op 2000 leden te komen.

Verenigingsleven

In de jaren zestig mengde de JOVD zich steeds meer in de politiek van alledag, vaak op een serieuze manier. Dat diende niet ten koste te gaan van het plezier, vond voorzitter Hans Wiegel: politiek moest niet alleen ernstig zijn, maar ook leuk. Vergaderingen combineerde hij met gezelligheid. Met zijn kwajongensstreken en zijn bravoure kreeg Wiegel veel gedaan.