In het begin van de jaren zeventig koos de JOVD voor een meer vooruitstrevende politieke koers. In december 1970 stelde het congres het Politiek Kern Programma (PKP) vast, het eerste politieke programma van de JOVD. Het vooruitstrevende karakter werd niet alleen zichtbaar in de alternatieve spelling (woorden met een c werden zonder mankeren met een k geschreven), maar ook uit enkele standpunten die D66 ook innam. Zo diende de rol van de Eerste Kamer te worden beperkt, moesten er inspraakmogelijkheden komen alsmede ‘democratische planning’ en zou de Tweede Kamer de bevoegdheid moeten krijgen de minister-president aan te wijzen. Evenals D66 wilde de JOVD ‘een krachtige reorganisatie van het politieke bestel’. Daarnaast wensten de liberale jongeren onder andere ‘een meer rechtvaardige welvaartsverdeling’ en de erkenning van de Duitse Democratische Republiek (DDR).
Enkele jaren later nam de JOVD wat gas terug. Het congres van november 1974 boog zich over een nieuw Politiek Kern Programma, dat uiteindelijk in juni 1975 werd vastgesteld, na vijf extra algemene vergaderingen en zo’n 400 amendementen. Veel veranderde er vergeleken met de versie van 1970 niet, ‘maar de uiteindelijke tekst is beduidend minder radicaal, soms bijna braaf’, aldus Eddy Habben Jansen, de chroniqueur van de JOVD. Zo hoefde de Eerste Kamer niet meer voor haar voortbestaan te vrezen. Op andere terreinen bleef de JOVD evenwel onversneden progressieve standpunten huldigen. In het in 1978 gepresenteerde Zwartboek Justitie pleitte zij voor verlaging van de leeftijdsgrens van 16 jaar voor seksueel contact.
Met de polarisatiestrategie van de PvdA en van VVD-leider Hans Wiegel had het JOVD-hoofdbestuur – anders dan veel nieuwe leden – weinig op. In het Jaarverslag 1976-1977 schreef de algemeen secretaris over ‘de behoudzucht en negativiteit van de V.V.D. enerzijds, en de dogmatische stokpaardrijderij van de PvdA anderzijds’. Het onderlinge polariseren was ‘heilloos’ en zou ertoe hebben geleid dat ‘het sociaal-economisch beleid van de V.V.D. de afgelopen jaren meer gericht leek op het bestrijden van het kabinet-Den Uyl dan op het aandragen van eigen, opbouwende initiatieven’. Ook hekelde de algemeen secretaris het stemgedrag van enkele VVD-senatoren, die tegen het door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel (van PvdA en VVD) hadden gestemd om de abortuswetgeving te versoepelen. Na de val van het kabinet-Den Uyl in maart 1977 sprak het JOVD-voorjaarscongres zich uit voor regeringssamenwerking van VVD en PvdA (waarover heimelijk in het Des Indes-beraad werd gesproken) – opmerkelijk genoeg echter niet meteen na de Tweede Kamerverkiezingen van mei 1977, maar ‘op langere termijn’. Daarmee distantieerde de JOVD zich van haar eerdere voorkeur voor een coalitie van de VVD met de confessionele partijen. Uiteindelijk kwam er wel zo’n kabinet tot stand, onder leiding van premier Dries van Agt (CDA) met Wiegel als vicepremier.
Op de extra algemene vergadering in januari 1976 nam de JOVD de resolutie ‘liberalisme’ aan. Het hoofdbestuur verwerkte deze tekst alsmede de vigerende beginselverklaring van 1966 in een nieuw beginselprogram, dat in de loop van 1976 verscheen. Veel verschil met de eerdere versie was er niet. De JOVD beriep zich op de zelfde vijf beginselen: – vrijheid, verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en sociale gerechtigheid – al werden aan dat laatste principe wat meer woorden besteed. Het meest opvallende verschil zat in de nieuwe openingszin in 1976: ‘De JOVD is een onafhankelijke jongerenorganisatie’ – alsof de JOVD het nodig vond dit met de introductie van de overheidssubsidie en de cruciale rol van de VVD daarin te onderstrepen.