Was in de jaren zeventig de invoering van overheidssubsidiëring van grote invloed op de relatie tussen de JOVD en de VVD, in het daaropvolgende decennium was dat de komst van de jongerencontacten in de VVD. Dit losse verband van jonge VVD-leden – hooguit zo’n 500, geconcentreerd in ongeveer 50 partijafdelingen – moest niets van de JOVD hebben: ze vonden de jongerenorganisatie te links en wensten deel uit te maken van de VVD. Tot ontsteltenis van de JOVD stond de VVD sympathiek ten aanzien van deze jongeren; nota bene oud-JOVD-voorzitter Ed Nijpels wilde dat de JOVD met ze zou samengaan.
Onder de naam ‘Jongerenaanpak 1983’ (JA ’83) startte de JOVD een campagne om meer goodwill voor haar te kweken in de VVD-gelederen. Het congres stelde in maart 1983 een notitie van het hoofdbestuur vast over de relatie met de VVD, waarin het belang van de zelfstandigheid van de jongerenorganisatie opnieuw werd aangegeven. Tegelijkertijd deed het hoofdbestuur voorstellen voor een liberaal jongerenbeleid.
Daarnaast werden er besprekingen gestart met de VVD. In februari 1984 presenteerde het VVD-hoofdbestuur zijn visie op de relatie met de JOVD in een notitie, samen met een ontwerp van een ‘Samenwerkingsovereenkomst’ (SWO). Een in juli door de VVD voorgestelde tekst werd door de JOVD afgekeurd, omdat haar onafhankelijkheid in het geding zou komen. Een ‘voorlopige definitieve’ tekst werd aan de congressen voorgelegd. Er bestond binnen de JOVD hiertegen veel weerstand, maar het hoofdbestuur zette door, uit vrees dat het afzien van een SWO de overheidssubsidie in gevaar zou brengen en de VVD-jongerencontacten de wind in de zeilen zou geven. Het JOVD-congres vond op 17 november 1984 de tekst van het SWO ‘niet ideaal’, maar stemde er wel mee in, gevolgd door het VVD-congres op 15 december. In de aanvaarde SWO – ‘het resultaat van lange jaren praten, vechten en discussiëren’, aldus het VVD-jaarverslag 1984 – spraken JOVD en VVD uit dat er ‘één… liberale jongerenorganisatie [dient] te zijn waarin alle liberale jongeren in Nederland zich kunnen herkennen: de JOVD, deze jongerenorganisatie is politiek en organisatorisch onafhankelijk’. De claim de enige liberale jongerenorganisatie te zijn was overigens wat dubieus, aangezien in 1984 de Jonge Democraten, de jongerenorganisatie van D66, was opgericht.
Per 1 januari 1985 werd de SWO van kracht. In het hoofdbestuur van de VVD nam een adviserend jongerenlid zitting en er werd een gezamenlijke commissie van de VVD en JOVD ingesteld, onder leiding van Huub Jacobse. Ruim een jaar later evalueerde het JOVD-hoofdbestuur de SWO en constateerde dat door de overeenkomst de JOVD en VVD nader tot elkaar waren gekomen. Zo werd op het terrein van de vorming en scholing volop samengewerkt, waarvan de jaarlijkse topkadercursus voor jonge VVD-leden en JOVD’ers getuigde. Een dubbellidmaatschap VVD-JOVD ging het congres van juni 1988 echter te ver.
Omdat de SWO voor vijf jaar gold, stelde het JOVD-congres in november 1989 een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de VVD vast. De afspraken golden opnieuw voor vijf jaar. Jacobse maakte als commissievoorzitter plaats voor Loek Hermans. In de nieuwe SWO moest de JOVD inleveren, aldus geschiedschrijver Eddy Habben Jansen: de VVD behield zich het recht voor zelf op jongeren gerichte activiteiten te organiseren en ‘de positie van de JOVD als enige organisatie voor liberale jongeren is minder stellig geformuleerd’.