Dat het lot van de JOVD nauw verbonden was met dat van de VVD, bleek overduidelijk in de jaren tachtig. De jongerenorganisatie profiteerde aanvankelijk van de electorale groei van de VVD onder aanvoering van oud-JOVD-voorzitter Ed Nijpels, die Hans Wiegel als partijleider was opgevolgd. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 8 september 1982 behaalde de VVD 36 zetels, een record. De jongensachtige Nijpels had veel jonge kiezers weten te trekken. Het ledental van de JOVD steeg in 1987 naar zo’n 6000, wat ook niet eerder was vertoond. De JOVD was daarmee de grootste politieke jongerenorganisatie. Aan het einde van de jaren tachtig daalde het aantal leden weer. Die trend paste bij de electorale neergang van de VVD: bij de Tweede Kamerverkiezingen van 21 mei 1986 en 6 september 1989 verloor de partij negen respectievelijk vijf zetels.
Het zetelverlies van de VVD had mede te maken met intern gesteggel. Ook binnen de JOVD was het niet altijd koek en ei. De tegenstellingen tussen de linker- en rechterflank speelden soms hoog op. De rechtervleugel wilde zich zonder mitsen en maren op de VVD richten, de meer vooruitstrevende stroming stond voor een sterk onafhankelijke JOVD, die zich ook inhoudelijk van de VVD onderscheidde – zoals bijvoorbeeld ten aanzien van het koningshuis, het softdrugsbeleid en het basisinkomen. Vooral de recalcitrante, als ‘rechts’ bekend staande afdeling ’t Gooi zorgde regelmatig voor onrust. Door kunstgrepen zoals het ronselen van leden had de afdeling relatief veel invloed op de algemene vergaderingen.
Daarnaast kreeg de JOVD in de jaren tachtig voor het eerst concurrentie: zowel ter rechter- als ter linkerzijde doken rivalen op. Een deel van de behoudende vleugel van de JOVD sloot zich aan bij de zogeheten jongerencontacten, een los verband van jongeren in de VVD die zich niet bij de JOVD wilden aansluiten. Het ging hier om overwegend werkende jongeren, die doorgaans meer rechtse standpunten huldigden. Naast deze concurrentie binnen eigen kring kreeg de JOVD ook te maken met een mededinger uit de hoek van D66: in 1984 werden de Jonge Democraten opgericht. Uitgerekend het JOVD-erelid Erwin Nypels had zich hiervoor sterk gemaakt. De Jonge Democraten deden hun best de JOVD in een conservatief daglicht te plaatsen om zo de meer progressief denkende liberale jongeren voor zich te winnen.
Binnen de JOVD was er nog altijd een groep die warm liep voor D66, maar groot was die niet. Uit een enquête onder congresgangers in maart 1988 bleek dat van de 160 respondenten tien procent met D66 sympathiseerde. De overige negentig procent stemde VVD. Geheel van harte ging dat niet, want maar liefst negentig procent van de VVD-stemmers vond die partij ‘te rechts’. Die onvrede over de behoudende opstelling van de VVD was wellicht de reden waarom het congres van november 1989 zich uitsprak voor een fusie van VVD en D66.
Bij de verkiezingen van september 1982 kwam Hans Janmaat van de Centrumpartij in de Tweede Kamer. Hij was in opspraak gekomen omdat hij vond dat Nederland ‘overvol’ was. Het JOVD-congres besloot tot een campagne tegen het opkomende racisme, die na twee jaar van de grond kwam met als leus: ‘Kleur bekennen tegen racisme’.