Mede vanwege de komst van D66 en de reuring die dat in de JOVD teweeg bracht, was tegen het einde van de jaren zestig het ledental gaan dalen. In 1967 telde zij zo’n 2000 leden, vijf jaar later nog maar circa 500. Door de sterk geslonken contributie-inkomsten verslechterde de financiële situatie van de JOVD drastisch. De penningmeesters moesten de eindjes aan elkaar knopen. In 1970 bijvoorbeeld werd de jaarlijkse bijdrage van de VVD van 6000 gulden geheel besteed aan de aflossing van de schulden bij de drukker van De Driemaster. Een gift van 2000 gulden ‘van een ons welgezinde liberaal… heeft het ons mogelijk gemaakt acute liquiditeitsproblemen te overleven’, zo noteerde de penningmeester in zijn jaarverslag over de periode 1972-1973. Niettemin hoopte hij dat de JOVD ‘voor het eerst sinds vele jaren het boekjaar 1973-74 [zal] af kunnen sluiten met een positief kapitaal’. In de tweede helft van het decennium verbeterden de financiën – enerzijds door de introductie van overheidssubsidie, anderzijds doordat het ledental sinds 1973 weer groeide, mede onder invloed van het aantreden van het centrum-linkse kabinet-Den Uyl en de felle oppositie van de VVD tegen dat kabinet. Hoewel het hoofdbestuur van de JOVD weinig van deze polarisatie moest hebben, waren nogal wat leden toegetreden uit verzet tegen de ’linkse’ tijdsgeest. In 1975 had de JOVD 725 betalende leden, in 1978 stonden er weer meer dan 2000 leden ingeschreven. Ook in het steeds minder katholieke zuiden van het land kreeg zij voet aan de grond.
De overheidssubsidie, nota bene ingevoerd door het centrum-linkse kabinet-Den Uyl, maakte het de JOVD mogelijk haar organisatie op meer professionele leest te schoeien. Met het geld (zo’n 75.000 gulden in 1978, tegen ruim 13.000 gulden aan ledencontributies) kon de JOVD ook een fulltime secretariaatsmedewerker aanstellen en kantoorruimte huren – of all places in het partijsecretariaat van de VVD, dat in Den Haag was gevestigd. De moederpartij hield van haar bijdrage 5000 gulden in voor huisvestingskosten. Al snel verhuisde de JOVD naar een ruimte in het Stikkerhuis in Amsterdam, dat eigendom was van de liberale Stikkerstichting. De overheidssubsidie werd overeenkomstig de voorwaarden verder besteed aan de vorming en scholing van de leden.
In de jaren zeventig sleutelde de JOVD ook aan haar organisatiestructuur. Het congres van november 1972 paste de statuten en reglementen aan, maar ingrijpend waren die wijzigingen niet. Een paar jaar later werd een commissie ingesteld die een algehele herziening voorbereidde. Het congres in juni 1978 besloot vervolgens onder meer dat het verenigingsjaar voortaan niet meer samenviel met het parlementaire jaar, maar met het kalenderjaar. Een poging om de naam van de JOVD te veranderen in ‘Liberale jongeren’ – om zo de onafhankelijke positie te benadrukken – kreeg geen meerderheid.
Op 3 en 4 november 1979 werd in Den Haag de Liberal Youth Movement of the European Community (LYMEC) opgericht. De JOVD sloot zich hierbij aan.